wedstrijdprogramma

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wed·strijd·pro·gram·ma
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wedstrijdprogramma wedstrijdprogramma's
verkleinwoord wedstrijdprogrammaatje wedstrijdprogrammaatjes

Zelfstandig naamwoord

het wedstrijdprogrammao

  1. (sport) overzicht van alle wedstrijden in een bepaalde sport
     Het is nog niet duidelijk wat de gevolgen zijn voor het wedstrijdprogramma van Vos, meldt haar ploeg WM3 Energie. Op haar agenda stonden in ieder geval het NK (24 juni) en de Giro (30 juni t/m 9 juli).[2]
     Aan de andere kant hoeft een terugkeer ook niet per se. "Manzana Postobon is tevreden en ik ben ook tevreden. We rijden in ons eerste jaar al een grote ronde en daarnaast hebben we een mooi wedstrijdprogramma. Het is niet zo dat ik koste wat het kost naar een grotere ploeg moet. De visie van een ploeg moet ook wel bij mij passen. Bij Manzana heb ik een vrijbrief en bij een WorldTour-ploeg kan ik dat niet verlangen. Laten we eerlijk zijn, door deze vrijbrief kan ik ook voor resultaat gaan."[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron “Vos breekt sleutelbeen bij val in Women's Tour” (Vrijdag 9 juni 2017, 19:10), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron “Bol is terug, mag aanvallen en is daar blij mee” (Zondag 3 september 2017, 10:31), NOS