wasbekken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

wastafel met in het midden een wasbekken
Uitspraak
Woordafbreking
  • was·bek·ken
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wasbekken wasbekkens
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

wasbekken o [1]

  1. schaal of bekken dat men kan gebruiken om zich te wassen
    • De sacristie, die eeuwenlang werd gebruikt als kolenhok, kreeg haar oude glorie terug. In de hoek is nog altijd het wasbekken te zien. Het water liep hier naar buiten, over het kerkhof. Zo ontstond het spreekwoord ”Gods water over Gods akker laten lopen.” [2] 
    • Een rechthoekig wasbekken is moeilijk te onderhouden. Als je er toch een wil, overweeg dan een mengkraan met een afneembare sproeier. Daarmee kun je toch gemakkelijk in de hoekjes geraken. [3] 
    • Twee derde van de siliconenvoegen in de badkamer  zijn overmatig met bacteriën bevuild en meer dan de helft met schimmels. Op een aantal voegen rond bad, douche of wasbekken werd zelfs fecale verontreiniging gevonden. Alle deelnemers aan het onderzoek van de Hygiene Council, ondersteund door het ontsmettingsmerk Dettol, gaven nochtans aan elke week hun badkamer te kuisen. [4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

76 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[5]


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Reformatorisch Dagblad Eelco Kuiken 29-05-2015 Kerk Ruinerwold heeft voor het eerst sinds 700 jaar een keuken
  3. De Standaard 21/02/2013 door jnwr Meer comfort in de badkamer
  4. De Standaard 15 OKTOBER 2010 Eline Bergmans, Uw koelkast is smeriger dan uw wc
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be