vouwt dubbel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vouwt dub·bel
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
dubbelvouwen

vouwt (…) dubbel

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dubbelvouwen
    • Jij vouwt dubbel. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dubbelvouwen
    • Hij vouwt dubbel. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van dubbelvouwen
    • Vouwt dubbel! 

Gangbaarheid