volksbond

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • volks·bond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord volksbond volksbonden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de volksbondm

  1. vereniging voor alle leden van een volk
    • Opvallend: door de drukte in de nachtopvanglocaties is het bij de Volksbond en het passantenpension juist rustiger. Bij de Volksbond in Noord zijn nu gemiddeld vijf bedden leeg, terwijl de leegstand in het passantenpension op de Havenstraat nu 50 kamers bedraagt.[2] 
    • In een brochure van de Duitse Volksbond voor de zorg van oorlogsgraven staat dat ’soldaten van de Eerste en Tweede Wereldoorlog het recht op dezelfde herdenking hebben’. „Deze gelijkschakeling gaat met geen woord op Hitler en de Holocaust in”, zegt Artur Graaff, zoon van een verzetsman en antifascist.[3] 
    • Een ‘onbekende Duitser’ die meer dan een halve eeuw op een Duitse oorlogsbegraafplaats heeft gelegen, blijkt een Canadees te zijn. Na een DNA-test is het stoffelijk overschot overgedragen aan familie. Dit heeft de Volksbond Duitse Oorlogsgravenzorg vrijdag laten weten.[4] 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen