vocalist

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vo·ca·list
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘optredend zanger’ voor het eerst aangetroffen in 1751 [1]
  • afgeleid van vocaal met het achtervoegsel -ist [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord vocalist vocalisten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de vocalistm

  1. (beroep) (muziek) optredend zanger

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen