vlinderen
Uiterlijk
- vlin·de·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vlinderen |
vlinderde |
gevlinderd |
zwak -d | volledig |
vlinderen
- inergatief (van vlinders e.d.) fladderen
- inergatief dwarrelen
- inergatief ongericht, zorgeloos en zonder plan door het leven gaan
- Je vlindert maar wat! Zul je niet eens aan je toekomst gaan denken?
- ergatief (sport) met de vlinderslag zwemmen
- Ik ben al twee keer heen en weer gevlinderd, nu ga ik wat schoolslag doen.
- inergatief, (dierkunde) (als hobby) vlinders bestuderen
- overgankelijk, (bouwkunde) met een mechanische troffel een betonvloer gladstrijken
- Je moet die vloer nog vlinderen.
- Het woord vlinderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vlinderen" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Dierkunde in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Bouwkunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 88 %
- Prevalentie Vlaanderen 86 %