vlinderde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vlin·der·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vlinderen |
vlinderde
- enkelvoud verleden tijd van vlinderen
- Ik vlinderde.
- Jij vlinderde.
- Hij, zij, het vlinderde.
- Ik vlinderde.
vervoeging van |
---|
vlinderen |
vlinderde