vierpersoons
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vier·per·soons
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vier en persoon met het achtervoegsel -s
stellend | |
---|---|
onverbogen | vierpersoons |
verbogen | vierpersoons |
Bijvoeglijk naamwoord
vierpersoons
- bedoeld voor vier personen
- We hebben een vierpersoons vakantiewoning aangeboden zien.
- bestaande uit vier personen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'vierpersoons' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.