vergisten
Uiterlijk
- ver·gis·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vergisten |
vergistte |
vergist |
zwak -t | volledig |
vergisten
- overgankelijk een suiker of koolhydraat omzetten door blootstelling aan de werking van een gist
- Vervolgens vergisten we alle aanwezige suikers tot alcohol.
- ergatief het proces van omzetting van koolhydraten
- Alle suikers vergistten daarbij tot alcohol.
vervoeging van |
---|
vergissen |
vergisten
- meervoud verleden tijd van vergissen
- Wij vergisten.
- Jullie vergisten.
- Zij vergisten.
- Wij vergisten.
- Het woord vergisten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vergisten" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel ver- in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Onscheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 89 %
- Prevalentie Vlaanderen 74 %