gisten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
gisten gistend
gisting gegist


Woordafbreking
  • gis·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
gisten
gistte
gegist
zwak -t volledig

Werkwoord

gisten

  1. ergatief een proces van fermentatie ondergaan
    • Als het druivensap gegist is, ontstaat er wijn. 
  2. overgankelijk een proces van fermentatie doen ondergaan
    • De vino frizzante wordt gegist in ijzeren tanks en de spumante wordt na gisting in de tanks nog aanvullend gegist in de fles. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
gissen

gisten

  1. meervoud verleden tijd van gissen
    • Wij gisten. 
    • Jullie gisten. 
    • Zij gisten. 

Zelfstandig naamwoord

de gistenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord gist

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be