vergezellen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vergezellen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ver·ge·zel·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vergezellen |
vergezelde |
vergezeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
vergezellen
- overgankelijk met iemand meegaan
- De scholier werd vergezeld door zijn grootouders.
- met iets meegaan
- ▸ Weer werd er geschoten, ditmaal vergezeld door luid gegil.[1]
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. met iemand meegaan
Gangbaarheid
- Het woord vergezellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "vergezellen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel ver- in het Nederlands
- Achtervoegsel -en in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Onscheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %