veiligheidskleding

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

veiligheidskleding
Uitspraak
Woordafbreking
  • vei·lig·heids·kle·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord veiligheidskleding
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de veiligheidskledingv [1]

  1. (kleding) werkkleding die dient om de drager tegen gevaar te beschermen
     "Je kunt een mondkapje vergelijken met voorschriften voor veiligheidskleding op je werk. Dat je schoenen met stalen neuzen moet dragen of een helm op de bouwplaats", zegt arbeidsrechtadvocaat Hermine Voûte. "Een werkgever mag zeggen: je werkt hier en zolang je dat doet, moet je dit dragen. Je zou kunnen zeggen dat het dragen van een mondkapje daar ook onder valt."[2]
     Sinds de eerste uitbarstingen bijna een week geleden zijn al 36 gebouwen vernield en hebben 2000 mensen hun huizen verlaten. Reddingsteams halen met veiligheidskleding en ademhalingsapparatuur mensen weg die waren achtergebleven om te zorgen voor huisdieren en vee.[3]
     Het is een deal voor drie seizoenen. Rob Laurs van Idenixx is dolblij met de overeenkomst. Zijn bedrijf, dat is gespecialiseerd in veiligheidskleding, wil de Formule 1 gebruiken als springplank.[4]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 maart 2024 Weblink bron
    Nina Bogosavac
    “Mondkapje op werkvloer: 'Weigeren kan, maar is niet zonder gevolgen'” (2 oktober 2020, 18:20), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 26 maart 2024 Weblink bron “Waarschuwing voor explosieve uitbarstingen vulkaan Hawaï” (9 mei 2018, 21:10), NOS
  4. Bronlink geraadpleegd op 26 maart 2024 Weblink bron “F1-team koel door Nederlanders” (18 januari 2014, 08:24), NOS