varia

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  varia    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈvariˌja / (3 lettergrepen)

Woordafbreking

• va·ria

Woordherkomst en -opbouw

• alleen meervoud, van Latijn varia, zelfstandig gebruikt onzijdig meervoud: "verschillende zaken", in de betekenis van ‘mengelwerk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	-	varia
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de varia mv

1. verschillende zaken, verzamelterm voor ongelijksoortige dingen

   • De bibliotheek wil het archief van de Rotterdamse Kring van Auteurs niet afstaan aan het Letterkundig Museum in Den Haag, want daar zou het gehele archief uit elkaar gehaald worden. Documenten van Blaman bij J.P. Vrugt, documenten van Kossmann bij de Kossmann-collectie en een restgroepje in knipselmappen of varia. 

Synoniemen

• allerlei, diversen, mengelwerk

Gangbaarheid

• Het woord varia staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "varia" herkend door:

94 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Latijn

Uitspraak

• [A] IPA: /ˈwa.ri.a/
• [B] IPA: /ˈwa.ri.aː/

Bijvoeglijk naamwoord

[A] varia

1. nominatief vrouwelijk enkelvoud van varius
2. nominatief onzijdig meervoud van varius
3. accusatief onzijdig meervoud van varius
4. vocatief vrouwelijk enkelvoud van varius
5. vocatief onzijdig meervoud van varius

[B] variā

1. nominatief vrouwelijk enkelvoud van varius

Spaans

Bijvoeglijk naamwoord

varia

1. vrouwelijk enkelvoud van vario