valt lastig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • valt las·tig
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
lastigvallen

valt (…) lastig

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lastigvallen
    • Jij valt lastig. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lastigvallen
    • Hij valt lastig. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van lastigvallen
    • Valt lastig! 

Gangbaarheid