vaalt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vaalt
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vuilnisbelt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1217 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord vaalt vaalten
verkleinwoord vaaltje vaaltjes

Zelfstandig naamwoord

de vaaltv / m

  1. een hoop waarop stalmest opgestapeld wordt
    • Gooi dat maar op de vaalt! 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

43 % van de Nederlanders;
31 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen