Naar inhoud springen

uitzwavelen

Uit WikiWoordenboek


  • uit·zwa·ve·len

uitzwavelen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitzwavelen
zwavelde uit
uitgezwaveld
zwak -d volledig
  1. insecten verdelgen met behulp van zwaveldampen
    • Voordat we Parijs verlieten hebben we door mannen in witte ruimtepakken de hele flat laten uitzwavelen; geen van die Franse kakkerlakken is mee naar Holland verhuisd. [2] 
    • De eerste gasten zijn inmiddels aangekomen, onder wie de Zweedse koning en een Thaise prinses met smetvrees die haar suite in het Sheraton, Rio's enige vijfsterrenhotel, te vies vond en nog een keer liet uitzwavelen. [3] 
  2. (figuurlijk) iets op een harde maar grondige wijze corrigeren