Naar inhoud springen

uitlokking

Uit WikiWoordenboek
  • uit·lok·king
enkelvoud meervoud
naamwoord uitlokking uitlokkingen
verkleinwoord

de uitlokkingv

  1. een poging om iemand iets te laten zeggen of doen dat eigenlijk verboden is of iemand eigenlijk niet zou willen zeggen of doen
    • De fans van Anderlecht hadden de actie als een provocatie kunnen zien, aangezien Paars-Wit sinds kort namelijk te koop staat, maar dankzij diverse spandoeken werd duidelijk dat er geen sprake was van uitlokking. "Is jullie hebzucht nu gestild? Honderd euro?", viel te lezen in het uitvak.[2] 
  2. het op een misdadige manier iemand aanzetten tot het plegen van een misdaad
    • Wie de dader precies is geweest werd niet duidelijk tijdens de zitting. De officier van justitie vond desalniettemin dat L. medeplichtigheid en uitlokking van moord kon worden verweten.[3] 
96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 22 nov. 2017
  3. de Telegraaf MASCHA DE JONG 09 nov. 2017
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be