uitlokking
Uiterlijk
- Geluid: uitlokking (hulp, bestand)
- uit·lok·king
- Naamwoord van handeling van uitlokken met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitlokking | uitlokkingen |
verkleinwoord |
de uitlokking v
- een poging om iemand iets te laten zeggen of doen dat eigenlijk verboden is of iemand eigenlijk niet zou willen zeggen of doen
- De fans van Anderlecht hadden de actie als een provocatie kunnen zien, aangezien Paars-Wit sinds kort namelijk te koop staat, maar dankzij diverse spandoeken werd duidelijk dat er geen sprake was van uitlokking. "Is jullie hebzucht nu gestild? Honderd euro?", viel te lezen in het uitvak.[2]
- het op een misdadige manier iemand aanzetten tot het plegen van een misdaad
- Wie de dader precies is geweest werd niet duidelijk tijdens de zitting. De officier van justitie vond desalniettemin dat L. medeplichtigheid en uitlokking van moord kon worden verweten.[3]
- [1] aanstichting, provocatie, uitdaging, opruiing
- Het woord uitlokking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitlokking" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf 22 nov. 2017
- ↑ de Telegraaf MASCHA DE JONG 09 nov. 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be