uithuisplaatsing

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·huis·plaat·sing
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uithuisplaatsing uithuisplaatsingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de uithuisplaatsingv

  1. (juridisch) een kind naar een andere leefomgeving verplaatsen omdat de ouders het kind niet goed verzorgen
     Ìk maak me zorgen om een van mijn klantjes. Zijn moeder is weer aan de drank. Ik vrees een uithuisplaatsing.'Ze wrijft over haar wangen.[2]
     Sharon zegt dat zij niet wist dat deze uithuisplaatsing in het vrijwillige kader viel. "Het voelde alsof het moest en niet als een vrijwillig besluit. Ook stonden twee politieagenten klaar om in te grijpen.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  3. Bronlink geraadpleegd op 10 januari 2022 Weblink bron
    Lune van der Meulen
    “Ouders zien vrijwillige uithuisplaatsing kind soms onterecht als plicht” (ZA 18 SEPTEMBER 2021), NOS