uitham

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·ham
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitham uithammen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de uithamm

  1. een stuk land dat uitsteekt in een water
     De Britse Royal Air Force heeft vier tieners uit Wales moeten redden van een klif. De 17-jarigen waren op een uitham van de klif geklommen om gitaar te spelen, maar werden verrast door het snel opkomende water. Als de helikopter even later ter plaatse was geweest, had het uitje fataal kunnen aflopen voor de vier.[2]
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    mtm
    “Vier tieners op nippertje gered van klif” (18/08/2011), De Standaard
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be