inham
Uiterlijk
- in·ham
- In de betekenis van ‘kleine baai’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1567 [1]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | inham | inhammen |
| verkleinwoord | inhammetje | inhammetjes |
de inham m
- kleine baai
- terugtrekking van het hoofdhaar
1.
- Het woord inham staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inham" herkend door:
| 96 % | van de Nederlanders; |
| 97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "inham" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 96 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %