uitdrukkelijkheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- uit·druk·ke·lijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van uitdrukkelijk met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitdrukkelijkheid | uitdrukkelijkheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de uitdrukkelijkheid v
- met veel uiterlijk vertoon; met veel nadruk op het uiterlijk
- De kunstenaar geeft in zijn werk uiting aan deze waarheid door den adel zijner lijnzetting, de reinheid zijner kleuren, de logische struktuur zijner gestalten, het evenwicht zijner kompositie. In hem spreekt een mathematische geest, hoewel op ongedwongen wijze en zonder eenige geforceerde uitdrukkelijkheid. [1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'uitdrukkelijkheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.