uiterlijkheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ui·ter·lijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uiterlijkheid uiterlijkheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de uiterlijkheidv

  1. dat wat je van iets of iemand vanaf de buitenkant kunt zien; uiterlijk vertoon
    • Kunst is niet een uiterlijkheid, maar uiting van levensdrang en levensbehoefte, en evenals die bloem haar eigen vorm en kleuren koos, zoo zoeken de tijden en de volken en de menschen de vormen en kleuren die voor hun ras of hun tijd of hun persoonlijkheid het meest geschikt zijn, en dus hun innigste beweeg, dat is hun eigenlijk bestaan uitdrukken bevredigend hunne behoefte aan harmonisch samengaan met het Leven voor zoover ze dat begrijpen in hun tijd. [2] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen