tuinsproeier
Uiterlijk
- tuin·sproei·er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tuinsproeier | tuinsproeiers |
verkleinwoord | tuinsproeiertje | tuinsproeiertjes |
de tuinsproeier m
- een apparaat dat wordt gebruikt om gewassen te bevochtigen in tuinen
- ▸ ze parkeerden hun auto’s in de garage en maakten avondeten, speelden op straat en verzorgden de planten en lieten de tuinsproeier de hele zomer aanstaan om te voorkomen dat de hitte het grasveld verschroeide[2]
- ▸ In het noorden van Duitsland is het treinverkeer vanochtend gestremd geweest door een tuinsproeier. In een huis langs het spoor tussen Flensburg en Lübeck stond een sproeier verkeerd afgesteld. De waterstraal kwam op de bovenleiding.[3]
1. een apparaat dat wordt gebruikt om gewassen te bevochtigen in tuinen
- Het woord tuinsproeier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)“Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium , ISBN 9789057598500
- ↑ Weblink bron “Treinvertraging door tuinsproeier” (08-06-2013), NOS