trekoog

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trek·oog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trekoog trekogen
verkleinwoord trekoogje trekoogjes

Zelfstandig naamwoord

het trekoogo

  1. metalen ring waaraan met een trekkabel kan bevestigen
     Op de steven is een trekoog bevestigd, want deze 7,40 m lange tender is met een eigen gewicht van 1750 kilo nog op de trailer achter een stoere auto te vervoeren.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

72 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    EPCO ONGERING
    “Strak en vriendelijk” (25 feb. 2017), De Telegraaf
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be