toko
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- to·ko
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Indonesisch of javaans, in de betekenis van ‘winkel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1859 [1]
- uit het Indonesisch toko
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toko | toko's |
verkleinwoord | tokootje | tokootjes |
Zelfstandig naamwoord
toko m
- winkel
- Zij is een toko in kinderkleertjes begonnen.
- winkel voor Indonesische gerechten en ingrediënten
- (schertsend) (figuurlijk) bedrijf
- Voor het restaurant zoeken we een ervaren chefkok die weet hoe je zo'n toko moet runnen.
Gangbaarheid
- Het woord toko staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "toko" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
28 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Indonesisch
Woordafbreking
- to·ko
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
toko
Synoniemen
Overerving en ontlening
Javaans
Uitspraak
- IPA: /toko/
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
toko
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Schertsend in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 95 %
- Prevalentie Vlaanderen 28 %
- Woorden in het Indonesisch
- Zelfstandig naamwoord in het Indonesisch
- Woorden in het Javaans
- Woorden in het Javaans met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Javaans