tokkelaar

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  tokkelaar    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• tok·ke·laar

Woordherkomst en -opbouw

• Naamwoord van handeling van tokkelen met het achtervoegsel -aar

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	tokkelaar	tokkelaars
verkleinwoord	tokkelaartje	tokkelaartjes

Zelfstandig naamwoord

de tokkelaar m

1. (muziek) iemand die gitaar speelt

   • Een mooie ondertoon, dat wel, dank zij Massi's engelachtige stem en de bijna perfecte begeleiding van strijkers, tokkelaars en lichte percussie. In de titelsong en `Tell me Why' belandt ze in de buurt van kitsch maar dat is het risico van gevoelige liedjes.  
   • Hij maakte rond zijn 13de zijn eerste plaat als imitator van de legendarische Django Reinhardt. Dat de Fransman Biréli Lagrène (1966) dat stadium intussen ver voorbij is blijkt uit de solo-plaat To Bi or not to Bi die miljoenen tokkelaars moet doen verbleken. Wat Lagrène hier op zijn zes-snarige Hahl-gitaar presteert, grenst namelijk aan het onmogelijke, zelfs voor doorknede professionals.  
   • De speler kan zijn klank haast tot in het oneindige manipuleren, en blijft tegelijk als tokkelaar lichamelijk nauw verbonden met het geproduceerde geluid. Hijmans: „De elektrische gitaar is elektrisch en fysiek tegelijk. Met het intieme van de schootharp, maar dan elektrisch uitvergroot.”  

Gangbaarheid

• Het woord 'tokkelaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tokkelaar" herkend door:

93 %	van de Nederlanders;
93 %	van de Vlamingen.