Naar inhoud springen

tisdag

Uit WikiWoordenboek


Naar frequentie 2838
tisdags enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     tisdag     tisdagen     tisdagar     tisdagarna  
  genitief     tisdags     tisdagens     tisdagars     tisdagarnas  

tisdag, g

  1. dinsdag
    «Orsaken är servicearbete som också utförs på tisdag
    De reden hiervoor ziin de servicewerkzaamheden die ook op dinsdag worden uitgevoerd.
  • i tisdags
afgelopen dinsdag
Dagen in het Zweeds
måndag
maandag
tisdag
dinsdag
onsdag
woensdag
torsdag
donderdag
fredag
vrijdag
lördag
zaterdag
söndag
zondag