Naar inhoud springen

tast

Uit WikiWoordenboek
Versie door HydrizBot (overleg | bijdragen) op 2 mei 2017 om 09:02 (Robot: opschonen van oude interwikilinks)
  • tast
enkelvoud meervoud
naamwoord tast -
verkleinwoord - -

tast m

  1. het zintuig van de aanraking, met name van de handen
    • Het was pikkedonker, maar hij vond zijn weg op de tast. 
vervoeging van
tasten

tast

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van tasten
  2. gebiedende wijs van tasten
vervoeging van
tassen

tast

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tassen
    • Jij tast. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tassen
    • Hij tast. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tassen
    • Tast! 
97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be