susser
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sus·ser
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van naamwoord van handeling van sussen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | susser | sussers |
verkleinwoord | sussertje | sussertjes |
Zelfstandig naamwoord
de susser m
- iemand die probeert een ruzie of conflict te beëindigen
- ▸ Man steekt Almelose susser met kapotte fles in arm[1]
- iemand die lid is van een team dat probeert opstootjes en ongeregeldheden in het uitgaansleven te smoren
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord susser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Man steekt Almelose susser met kapotte fles in arm” (Redactie 21-04-2014), Tubantia