stuwadoor
Uiterlijk
- stu·wa·door
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘lader en losser van zeeschepen’ voor het eerst aangetroffen in 1905 [1]
- >Spaans: estibador
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stuwadoor | stuwadoors |
verkleinwoord | stuwadoortje | stuwadoortjes |
de stuwadoor m
- (beroep) degene die verantwoordelijk is voor het gebalanceerd laden en lossen van schepen
- Zonder een goede stuwadoor zinkt mogelijk het schip.
1. degene die verantwoordelijk is voor het gebalanceerd laden en lossen van schepen
- Het woord stuwadoor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stuwadoor" herkend door:
55 % | van de Nederlanders; |
31 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "stuwadoor" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be