strontziek
Uiterlijk
- Geluid: strontziek (hulp, bestand)
- IPA: / ˈstrɔntsik / (2 lettergrepen)
- stront·ziek
- intensiverende samenstelling van stront zn en ziek bn
stellend | |
---|---|
onverbogen | strontziek |
verbogen | strontzieke |
strontziek
- (informeel) erg lijdend onder een aandoening, heel misselijk
- ▸ Toen werd ik ook nog strontziek. En als je niet komt omdat je ziek bent, beginnen ze verhalen te verzinnen.[1]
- (figuurlijk) ergens meer dan genoeg van hebbend, iets niet langer duldend
- ▸ (…) de besluitvorming moet volgens de voorzitter van Dordrecht '90 plaatsvinden in de algemene vergadering en niet in besloten kring. “Ik word strontziek van dat stiekeme gedoe. (…)"[2]
- doodziek
- [2] schijtziek, strontzat, spuugzat
- Het woord 'strontziek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Ward op den Brouw“Op maandag spruitjes eten is gezond” (18 januari 1997) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Erik Oudshoorn“'Betaald voetbal staat op de rand van de anarchie'” (16 december 1996) op nrc.nl
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Intensivering in het Nederlands
- Samenstelling in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Informeel in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal