strontzat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stront·zat
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen strontzat
verbogen strontzatte
partitief strontzats

Bijvoeglijk naamwoord

strontzat

  1. volledig dronken
     Vader Briel heeft het nieuws in een café gehoord. Hij is zat. (…) Hij is niet strontzat, maar hij heeft heel wat moeite om rechtaan te lopen.[2]
  2. (figuurlijk) ergens meer dan genoeg van hebbend, iets niet langer duldend
    • Actieleider L. Zomer trad voor de rechtbank op voor 23 boeren die niet verbonden zijn aan een boerenorganisatie. In zijn pleidooi stelde hij dat de maat bij de boeren meer dan vol is. “Wij zijn er strontzat van.” Het injecteren van mest kost een gemiddeld boerenbedrijf 4000 tot 5000 gulden en is derhalve volgens Zomer veel te duur. [3] 
    • Toen een van zijn collega's per microfoon de aanwezige Kamerleden liet weten dat hij strontzat was van het bla-bla, duwde de jonge Jos nog eens een extra stootje op zijn hoorn. “In het CDA zitten van die overlopers, daar heb je niks meer aan, die laten ons boeren mooi stikken”. [4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 7 maart 2021 Weblink bron
    Carlos De Vriese
    De eerste wet, Carlos de Vriese, Gent in: Yang., 88 jrg. 15 nr. 3 (juni 1979), p. 121
  3. NRC Karin de Mik 27 maart 1992 Boete geëist tegen boeren wegens uitrijden van mest
  4. NRC Max Paumen 16 november 1993 Katholieke veehouders in verweer tegen mestbeleid
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be