stink
Uiterlijk
- stink
vervoeging van |
---|
stinken |
stink
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stinken
- Ik stink.
- gebiedende wijs van stinken
- Stink!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stinken
- Stink je?
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to stink |
he/she/it | stinks |
verleden tijd | stank stunk |
voltooid deelwoord |
stunk |
onvoltooid deelwoord |
stinking |
gebiedende wijs | stink |
- Geluid: stink (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /stɪŋk/
stink
enkelvoud | meervoud |
---|---|
stink | stinks |
stink
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 5
- Werkwoord in het Engels
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Woorden in het Engels met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Informeel in het Engels