stationsstraat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sta·ti·ons·straat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stationsstraat stationsstraten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de stationsstraatv / m [1]

  1. straat waaraan een spoorwegstation is gelegen
     Op een balkon van een huis aan de Stationsstraat in Schiedam is vanmiddag een dode baby gevonden. Het gaat volgens de politie om een pasgeboren kind.[2]
     De politie rukte uit vanwege een melding dat een man zichzelf in zijn appartement aan de Stationsstraat iets wilde aandoen. Ter plekke zagen agenten dat de man een vuurwapen had, waarna ze een arrestatieteam en een onderhandelaar inschakelden. Het appartementencomplex werd ontruimd.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 24 maart 2024 Weblink bron “Dode baby gevonden op balkon Schiedam” (7 april 2018, 17:44), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 24 maart 2024 Weblink bron “Groningse agent schiet suïcidale man neer” (23 november 2014, 03:31), NOS