stads

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stads
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van stad met het achtervoegsel -s
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen stads stadser stadst
verbogen stadse stadsere stadste
partitief stads stadsers -

Bijvoeglijk naamwoord

stads [1]

  1. op een manier die gebruikelijk is in de (grote) stad
Synoniemen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

  1. het Nederlands dat in de Friese steden gesproken wordt

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen