sputtert tegen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sput·tert te·gen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
tegensputteren

sputtert (…) tegen

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tegensputteren
    • Jij sputtert tegen. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tegensputteren
    • Hij sputtert tegen. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tegensputteren
    • Sputtert tegen! 

Gangbaarheid