sportletsel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sport·let·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sportletsel sportletsels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het sportletselo

  1. (sport) (medisch) beschadigingen aan het lichaam die ontstaan zijn door het sporten
     Maandagnamiddag, geen dronken jongeren, geen sportletsels.[1]
     Ik ben het daarmee eens, want als we de ziektekostenpremie verbinden aan gedrag, zouden we meer zaken niet meer collectief moeten vergoeden, zoals Levi stelt. Sportletsel en mensen die aan obesitas lijden zou je dan kunnen verwijten dat hun aandoeningen door de eigen leefstijl worden veroorzaakt: zelf betalen dus. Gelukkig doen we dat niet.[2]
Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  2. Bronlink geraadpleegd op 11 januari 2022 Weblink bron
    Albert Feilzer
    “‘Mondzorg voor volwassenen moet opgenomen in basiszorgverzekering’” (9 september 2019,), Het Parool