sperma
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sper·ma
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘mannelijk zaad’ voor het eerst aangetroffen in 1685 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sperma | - |
verkleinwoord | spermaatje | spermaatjes |
Zelfstandig naamwoord
sperma o
- zaadvocht.
- Bij inseminatie wordt sperma ingebracht.
Afgeleide begrippen
- perisperm, sperma-injectie, spermabank, spermacel, spermacide, spermadonor, spermarietje, spermaspons, spermicide
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord sperma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "sperma" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "sperma" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ sperma op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Italiaans
Zelfstandig naamwoord
sperma m
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Italiaans
- Woorden in het Italiaans van lengte 6
- Zelfstandig naamwoord in het Italiaans