speelt kaart

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • speelt kaart
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
kaartspelen

speelt (…) kaart

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kaartspelen
    • Jij speelt kaart. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kaartspelen
    • Hij speelt kaart. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kaartspelen
    • Speelt kaart! 

Gangbaarheid