sopi

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • so·pi
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Surinaams - Nederlands [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord sopi
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

sopi

  1. (drinken) sterke drank
     Rocky ziet de feeststemming van de jongens met lede ogen aan. „Waar zo’n groepje ’s avonds zit, is altijd wel een fles sopi,” vertelt de 21-jarige student informatica. Hij is zelf geboren Ambonees, maar studeert nu op een universiteit in Jakarta. Zijn oom en tante financieren zijn studie. De meesten van zijn leeftijdgenoten hebben minder geluk.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. sopi op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 4 oktober 2021 Weblink bron “Drugs slopen jeugd Ambon-stad” (18 september 2009), Reformatorisch Dagblad