solox

Uit WikiWoordenboek

Latijn

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van een Proto-indo-europese stam, mogelijk solh₂- (geheel) met het achtervoegsel -ox.
  • Mogelijk verwant met solidus (vast), sollus (geheel), salvus (veilig, stevig) of salus (veligheid, welzijn).

Bijvoeglijk naamwoord

solox

  1. (van ruwe wol) met grove vezel, borstelig, grof, ruw, hard