slodderig
Uiterlijk
- slod·de·rig
- naamwoord van handeling slodderen met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | slodderig | slodderiger | slodderigst |
verbogen | slodderige | slodderigere | slodderigste |
partitief | slodderigs | slodderigers | - |
slodderig [1]
- zeer slordig en rommelig zoals past bij een sloddervos
1. zeer slordig en rommelig zoals past bij een sloddervos
- Het woord slodderig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slodderig" herkend door:
59 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be