Naar inhoud springen

slijmen

Uit WikiWoordenboek
  • slij·men
  • ww [1], [2]: mogelijk een overdrachtelijke verwijzing naar de ongrijpbaarheid die het gevolg is van onoprechtheid; vergelijk slijmgast [1]
  • ww [3], [4] slijm met het achtervoegsel -en
  • zn slijm met de uitgang -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
slijmen
slijmde
geslijmd
zwak -d volledig

slijmen

  1. onovergankelijk zich ondergeschikt gedragen en niet gemeende bijval en complimenten geven om iemand gunstig te stemmen
    • Het mag bekend worden verondersteld: slijmen werkt. Bazen en collega’s tegen wie wordt geslijmd, voelen dat niet als slijmen. Ze denken gewoon dat je het goed gezien hebt. [2]
  2. onovergankelijk, (pejoratief) overdreven lief, positief en/of sentimenteel doen, meestal met de bijbedoeling hier zelf profijt uit te halen
    • En hoor hem nu slijmen over het buiten wonen, over de flat, die zo vervelend is voor de kinderen. [3]
  3. onovergankelijk een kleverige afscheiding afgeven
    • Nee, Harry, je bent nog niet helemaal uit, je bestrooit jezelf nog met het zout van goedkoop sarcasme als een slak, om het krimpen en slijmen te volgen. [4]
  4. overgankelijk van een kleverige uitscheiding ontdoen

de slijmenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord slijm
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]