sitar
Uiterlijk
- si·tar
- Leenwoord uit het Urdu, in de betekenis van ‘snaarinstrument’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1957 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sitar | sitars |
verkleinwoord | sitartje | sitartjes |
de sitar m
- (muziekinstrument) een luitachtig snaarinstrument met een lange hals en een groot aantal snaren (meer dan twintig, een deel ervan ongedempt). De bolle resonantiekast is relatief klein, maar loopt door in de holle hals
- Het typische Indiase geluid van de sitar.
- Het woord sitar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sitar" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "sitar" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be