sist

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sist

Werkwoord

vervoeging van
sissen

sist

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sissen
    • Jij sist. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sissen
    • Hij sist. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van sissen
    • Sist! 


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • sist
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 755
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud sist sistere sistest
o enkelvoud sist
meervoud siste
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
siste sistere sisteste

Bijvoeglijk naamwoord

sist

  1. laatst
    «Jeg trodde min siste time var kommet.»
    Ik dacht dat mijn laatste uur aangebroken was.
  2. laagst, slechtst
  3. vorig
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: de siste ting
de laatste dingen
  • [1]: den siste olje
het laatste oliesel
het heilige oliesel
  • [2]: siste skrik (nyeste mote)
het modesnufje (naar de laatste snit)
  • [2]: siste sort
de laagste soort
  • [3]: sist fredag / uke / sommer
vorige vrijdag / week / zomar

Bijwoord

sist

  1. laatst

Zelfstandig naamwoord

sist

  1. laatste
    «Han burde være den siste til å kritisere deg.»
    Hij zou de laatste zijn om je te bekritiseren.


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • sist
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud sist sistare sistast
o enkelvoud sist
meervoud siste
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
siste sistare sistaste

Bijvoeglijk naamwoord

sist

  1. laatst
  2. laagst, slechtst
  3. vorig
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2]: siste skrik (nyeste moten)
het modesnufje (naar de laatste snit)
  • [2]: siste sort
de laagste soort
  • [3]: sist veke
vorige week

Bijwoord

sist

  1. laatst