seider

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sei·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord seider seiders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de seiderv / m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) joodse paasviering ter herdenking van de uittocht uit Egypte, met maaltijd op de eerste avond van Pesach
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
seideren

seider

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van seideren
    • Ik seider. 
  2. gebiedende wijs van seideren
    • Seider! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van seideren
    • Seider je? 

Gangbaarheid

6 % van de Nederlanders;
3 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen