schelder

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schel·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schelder schelders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de schelderm

  1. iemand die scheldt
     Mensen uitschelden die jou uitschelden is van alle tijden, een klassieker, ik vond het zelfs wel iets nostalgisch hebben. Het echte probleem was dat die schelders werkelijk jaloers leken op Ribéry en zijn bordje krankzinnigheid. Bijna niemand moest er om lachen.[2]
     Rutte meent dat het incident vooral terugslaat op de PVV-voorman. "Als iemand u uitscheldt, dan is dat toch het probleem van de schelder?"[3]

Gangbaarheid

43 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “De gouden biefstuk van Ribéry en Matthijs de Ligt streelt een stoofpot” (07/01/2019), HP de Tijd
  3. Bronlink Weblink bron “Verbeet: Rutte had moeten stilvallen” (24-09-2011), NOS
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be