scheefhuur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scheef·huur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord scheefhuur
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de scheefhuurv / m

  1. (economie) het verschijnsel dat iemand een woning huurt die eigenlijk niet past bij het inkomen dat iemand geniet (vooral een te lage huur van een sociale huurwoning bij een hoog inkomen)

Werkwoord

vervoeging van
scheefhuren

scheefhuur

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scheefhuren
    • ... dat ik scheefhuur. 

Gangbaarheid