scheefhuur
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: scheefhuur (hulp, bestand)
Woordafbreking
- scheef·huur
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van scheef bn en huur zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | scheefhuur | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (economie) het verschijnsel dat iemand een woning huurt die eigenlijk niet past bij het inkomen dat iemand geniet (vooral een te lage huur van een sociale huurwoning bij een hoog inkomen)
Werkwoord
vervoeging van |
---|
scheefhuren |
scheefhuur
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scheefhuren
- ... dat ik scheefhuur.
Gangbaarheid
- Het woord scheefhuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.