samenscholing
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sa·men·scho·ling
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van samenscholen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | samenscholing | samenscholingen |
verkleinwoord | samenscholinkje | samenscholinkjes |
Zelfstandig naamwoord
samenscholing v
- het samenscholen
- de samengeschoolde menigte
- Reizigers wordt vanwege de diplomatieke spanningen tussen Turkije en Nederland sinds zondagavond aangeraden in heel Turkije alert te zijn en samenscholingen en drukke plaatsen te vermijden, [1]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord samenscholing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "samenscholing" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ www.nu.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be