Naar inhoud springen

salmis

Uit WikiWoordenboek
  • sal·mis
enkelvoud meervoud
naamwoord salmis -
verkleinwoord - -

salmis m / o

  1. verouderde spelling of vorm van salmi tot 1935/46
    • Het was zoo, de prins zag zeer bleek; zijne oogen stonden dof, maar hij hield zich goed, at iets van visch, proefde aan een salmis van wild. [1]
8 % van de Nederlanders;
12 % van de Vlamingen.[2]


  • sal·mis
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  salmis     le salmis     salmis     les salmis  

salmis m

  1. (kookkunst) salmi